maandag 27 april 2009

Even mee genieten

Vandaag nog even een wandeling gemaakt, onderweg zoveel gezien daar moest ik wel een foto van maken. Even mee genieten van zoveel moois

IMG_0003 (Large)

Fluitenkruid

IMG_0014 (Large)

Zwartkop

IMG_0016 (Large)

Dovenetel

IMG_0049 (Large)

Knobbelzwaan

IMG_0063 (Large)

Gele kwikstaart

IMG_0054 (Large)

Drimmelen

zondag 26 april 2009

Fietsen langs het riviertje de Donge

IMG_0050 (Small)

Vandaag een mooi stukje fietsen door de polders en dorpjes van  Raamsdonk, Oosterhout en ’s Gravenmoer. De tocht voert voor het grootste gedeelte direct langs het riviertje de Donge.

Als je nu in de omgeving rond fietst of wandelt dan zie je overal de bloeiende bermen vooral het fluitenkruid pronkten eindeloos. IMG_0080 (Small) Fiets en Bospaadjes zijn plots de helft smaller geworden.

Fluitenkruid dankt zijn naam aan het feit dat van de stengel fluitjes gemaakt kunnen worden. Om een fluit te maken moet bij een holle fluitenkruidpijp, met onderaan een dichte knoop, ongeveer halverwege een snee overlangs gemaakt worden.

Onderweg nog wat foto`s gemaakt

IMG_0062 (Small) Schotse hooglander

IMG_0048

Gele plomp

Doorgegeven aan de natuurkalender

zaterdag 25 april 2009

Paardenbloem is niet gewoon

April is de paardenbloemenmaand. Weliswaar bloeit de paardenbloem het hele jaar door, maar de plant zorgt toch voor een duidelijke piek in de tweede helft van april en begin mei.

paardebloem3 Sommige gazons, bermen en weilanden krijgen nu een gele gloed en over twee weken mag de wind miljoenen parachuut­jes meenemen. Voordat de grassen hoog opschieten en alles is ingeklemd tussen lange grashalmen, willen de paardenbloemen hun pluiszaden kwijt zijn.

Paardenbloemen zijn zo algemeen en veel graslandjes zijn zo rijk versierd met gele bloemen, dat bijna niemand ernaar omkijkt. In tuinen is de paardenbloem doorgaans een ongewenste indringer. De meeste gazonbezitters zijn de plant liever kwijt dan rijk en zij nemen regelmatig een schop ter hand om de bladrozetten en de bijbehorende lange penwortels uit te steken.

Alleen bij kinderen is de paardenbloem aardig populair. Zij gebruiken de lange bloemstelen om er kettingen en kransen mee te vlechten. De doorgesneden bloemstelen kunnen mooi omkrullen en de zaden met de witte parachuutjes zijn natuurlijk ideaal speelgoed.

Een enkeling verwerkt vers paardenbloemblad tot een vitaminerijke salade en konijnenhouders plegen geregeld 'platters' te oogsten voor hun veestapel, maar verder kan de plant zich niet verheugen in veel belangstelling van menselijke zijde. En dat is jammer. Want het wereldje van de paardenbloemen vertoont een ongekende soortenrijkdom, een bijzondere manier van voortplanting en een buitengewoon succesvolle zaadverspreiding. De nandoe, het Zuid-Amerikaanse zusje van de struisvogel, kan ervan meepraten.

Paardenbloem vormt pappus ofwel vruchtpluis
paardenbloem1 Het aantal paardenbloembloemen wordt grandioos onderschat. Wat een kind één paardenbloem noemt, is in werkelijkheid een bloemhoofdje met tientallen en vaak zelfs honderden bloemen. Ieder geel lintje is in werkelijkheid een complete bloem, met stamper, meeldraden en vruchtbeginsel. De paardenbloem hoort net als het madeliefje, de zonnebloem en allerlei distels bij de composieten ofwel samengesteldbloemigen. Die hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat er een heleboel bloemen op één bloembodem staan. Het geheel heet dan een bloemhoofdje.

Hoe een paardenbloem precies in elkaar zit, is goed te zien als je een bloemhoofdje doormidden snijdt en vervolgens onder de loep legt. In dat geval kun je de afzonderlijke bloemen bewonderen. Ieder bloemetje bestaat uit vijf vergroeide kroonbladeren, die onderaan een wittige buis vormen. Dit buisje loopt uit in een goudgeel lint met vijf kleine spitsen, die nog verraden dat de bloem is opgebouwd uit vijf kroonblaadjes.

Aan de voet van het witte buisje zit een krans van witte haren. Biologen noemen dat de 'pappus' ofwel het vruchtpluis. De haarkrans zal later uitgroeien tot de witte parachute, die met hulp van de wind zorgdraagt voor de zaadverspreiding.

Paardenbloemen bewegen elke dag en kunnen klonen
Paardenbloemen kunnen bewegen. De bloemhoofdjes gaan elke dag open en dicht om het stuifmeel te beschermen en kiemkrachtig te houden. Bij helder, zonnig weer gaan de bloemen ongeveer tweeënhalf uur na zonsopgang langzaam open en elf uur later sluiten ze weer. Bij somber, bewolkt weer blijven de paardenbloemen gewoon dicht. Als het koud is of vochtig (door dauw of regen), schijnt de kwaliteit van het stuifmeel snel te verslechteren. In gesloten bloemhoofdjes blijven de pollenkorrels langer kiemkrachtig.

Alle uitgebloeide bloemhoofdjes maken eveneens een bijzondere beweging. Zodra de laatste bloemen van een hoofdje zijn uitgebloeid, buigt de hoofdjessteel naar beneden. Dat komt doordat het onderste stukje van de steel aan de ene kant sneller groeit dan de andere. De kromming gaat door totdat de steel keurig horizontaal ligt en het hoofdje met de rijpende vruchtjes tegen de bodem is aangedrukt. Op deze manier is de ontwikkelende pluisbol goed beschermd tegen vraat door grote grazers en bovendien tegen onze maaimachines...

Pas als de vruchtjes rijp zijn, kromt de steel zich terug en dan staat het bloemhoofdje spoedig overeind. Ondertussen is de steel veel langer geworden, zodat de witte pluisbol duidelijk boven de omringende vegetatie uitsteekt. Dat vergroot de kans dat de wind de rijpe zaden een heel eind meevoert.

Het merkwaardige van onze paardenbloemen is dat ze niet alleen zelfbestuiving vrij effectief verhinderen, maar dat zelfs kruisbestuiving doorgaans weinig effect sorteert. Bij paardenbloemen in Noord-Europa is de geslachtelijke voortplantingswijze eerder uitzondering dan regel. In Zuid-Europa is de situatie anders, maar in onze streken kunnen paardenbloemen vruchten vormen, terwijl er geen bevruchting heeft plaatsgehad. Daarbij wordt het complete pakket erfelijke eigenschappen dus ongewijzigd doorgegeven.

Bij zo'n ongeslachtelijke voortplanting erven de kinderen alleen in de vrouwelijke lijn. De nakomelingen hebben geen vader en zijn dus een complete kloon van hun moeder. Dat betekent dat het stuifmeel weinig nut heeft voor de plant. Sommige paardenbloemen vormen dan ook helemaal geen stuifmeel en bij veel planten is het slecht ontwikkeld.

De bloemen scheiden wel nectar af en de nectarsnoepers zorgen ook wel voor kruisbestuiving, maar in de regel sorteert dat geen enkel effect. Slechts bij hoge uitzondering krijg je in de stamper de normale delingsprocessen, zodat de eicel wel bevrucht kan worden. Als juist die stamper wordt bestoven met goed stuifmeel, kan dat een kiemkrachtig nootje opleveren. Als dat vruchtje op een goed plekje terechtkomt en tot een volwassen plant uitgroeit, zal hij de eigenschappen van de vader- en van de moederplant combineren. Maar vervolgens gaat die nieuwe plant zich ook weer ongeslachtelijk voortplanten en zo vormt hij het begin van een nieuwe kloon.

Kenners onderscheiden duizenden microsoorten
Dankzij deze merkwaardige voortplantingswijze biedt het paardenbloemenwereldje een ongekende variatie. Er zijn een heleboel verschillende variëteiten, die onderling niet kruisen en die dus volgens de regels van de plantensystematiek eigenlijk verschillende soorten moeten worden genoemd. De meeste flora's omzeilen deze moeilijkheid, maar de echte kenners onderscheiden wereldwijd duizenden microsoorten, waarvan er in ons land honderden te vinden zijn.

Paardenbloemen vormen vaak een goede graadmeter voor het beheer van natuurgebieden. Als sommige microsoorten verdwijnen en andere verschijnen, is er kennelijk iets veranderd in de waterhuishouding of in andere milieuomstandigheden. Want de verschillende microsoorten hebben voorkeuren voor verschillende standplaatsen. De een voelt zich meer thuis in een goedbemest weiland, de ander in een voedselarme berm. De een kan zich handhaven op een kurkdroge standplaats, de ander kan uitsluitend op vochtige stekjes uit de voeten.

De gewone paardenbloem met zijn goudgele bloemen domineert paardebloemen in onze bemeste cultuurgraslanden. Maar er zijn ook schraalland- en moeraspaardenbloemen die juist op de grens van nat en droog balanceren. Op droge zandgronden overheersen de oranjegele paardenbloem en de zandpaardenbloem. De laatste term is een verzamelnaam voor microsoorten met vrij kleine bloemhoofdjes en tengere bladeren. Het gaat om armetierige plantjes die heel anders ogen dan de forse rozetten in onze gazons.

Op het eerste gezicht lijkt de paardenbloem een algemene plant die overal ter wereld voorkomt. Maar als je let op de duizenden microsoorten, dan komen de kaarten totaal anders te liggen. Van een stuk of tien microsoorten bevindt de gehele wereldpopulatie zich binnen onze landsgrenzen. Met name door de toegenomen bemesting van graslanden en de verdroging van natuurgebieden zijn veel variëteiten zeldzaam geworden. Vooral de soorten van voedselarme graslanden zijn alleen nog maar in natuurgebieden te vinden. Sommige soorten worden ernstig bedreigd en enkele zijn al wereldwijd uitgestorven.

Wereldwijde transporten in kaart gebracht
Omdat de kenners een groot deel van de microsoorten vrij gemakkelijk uit elkaar kunnen houden, is er ook veel onderzoek gedaan naar de zaadverspreiding van paardenbloemen. Als een plantje in Finland als twee druppels water lijkt op een plant uit Duitsland, dan moet er dus ooit een zaadje van de ene plek naar de andere zijn getransporteerd.

De Finse botanicus Railonsala vond rond Finse havens honderd microsoorten van de paardenbloem, die hij niet kende uit de rest van zijn vaderland. Een paar plantjes lijken sprekend op soorten die wel in Zuid-Duitsland voorkomen. Waarschijnlijk zijn de desbetreffende vruchtjes in de bezettingsjaren 1941-1944 door Duitse soldaten geïntroduceerd.

De Europese paardenbloem is waarschijnlijk in 1620 door de Pilgrimfathers naar Noord-Amerika gebracht, omdat men deze plant als groente kende. Verder is onze gewone paardenbloem met een lading graszaad naar Zuid-Amerika vervoerd. Deze plant is nu zeer algemeen op de pampa's en vormt het lievelingsgerecht van de nandoe

bron nd.nl 11-04-2009

De Pinksterbloem

De pinksterbloem bloeit vooral in april. Als u omstreeks deze tijd langs ’s heeren wegen raast, kunt u ze hier en daar nog in de berm zien staan. Lichtroze, lilakleurige bloemen, soms wat wit, in elk geval meestal in hele plukken tegelijk. 

In de middeleeuwen heeft de pinksterbloem02 pinksterbloem haar naam gekregen. Vermoedelijk was het toen een stuk kouder in april dan dat het nu is en bloeide de pinksterbloem vooral in mei. Anno 2009 bloeit de pinksterbloem van april tot juni met eind april als hoogtepunt.

De pinksterbloem is een bijzondere plant. Ze is niet bepaald zeldzaam, hoewel ze vroeger veel meer voorkwam dan nu. Door drainage, ontwatering en intensievere bemesting is de pinksterbloem vrijwel uit onze weilanden verdwenen. U kunt ze nog tegenkomen in natte, zoete kreekgraslanden en bosachtige gebieden en natuurlijk veel in wegbermen. Wegbermen worden nu eenmaal niet overbemest. Want overbemesting, daar kan de pinksterbloem niet tegen.

De pinksterbloem behoort tot de familie van de kruisbloemigen, waartoe ook de meeste koolsoorten behoren en de veel bekendere waterkers en veldkers. Pinksterbloem werd vroeger veel gebruikt in salades, maar is de laatste jaren verdrongen door de veel populairdere veldkers, die u in die papieren bakjes vindt bij de groenteafdeling van de supermarkt. Pinksterbloemen bevatten veel vitaminen, waaronder een groot deel vitamine C. Vroeger werd ze veel gebruikt bij de bestrijding van voorjaarsmoeheid.

Pinksterbloemen hebben zich volledig aangepast aan de meestal natte omgeving. Ze kunnen werkelijk met hun voeten in het water staan. Omdat hun zaadjes daar niet zullen kiemen, bezit de pinksterbloem een opmerkelijke methode van vegetatieve vermeerdering. Als zij op natte plaatsen staat, vormen de deelblaadjes al worteltjes aan de blaadjes die vervolgens afbreken en in het water vallen en wegdrijven om op een andere plek aan de oever weer verder te groeien. Met regenachtig weer laat de pinksterbloem zijn hoofdje hangen om het stuifmeel te beschermen tegen de regen.

Grote zoogdieren, zoals herten en reeën, zijn gek op pinksterbloemen. Er is één dier dat wel helemaal vergroeid lijkt te zijn met de pinksterbloem, het oranjetipje.

oranjetipjeEen kleine, vrijwel witte vlinder waarvan het mannetje oranje vleugeltippen heeft. Het vrouwtje is vrijwel helemaal wit en als ze de vleugels dichtvouwt, lijkt ze wel groen geaderd. Hierdoor valt ze niet op als ze haar eitjes legt op de stengels van de pinksterbloem. Meestal zet ze maar één eitje af per plant en tegelijk met dat eitje ook een feromoonsignaal: pas op, deze plant is bezet. Zitten er uiteindelijk toch twee rupsen op één plant, eet de oudste rups de jongste op. Meestal doen de rupsen zich te goed aan de stengels, bladeren en bloemen van de pinksterbloem. Als ze volgroeid zijn, trekken ze zich terug om te verpoppen. Ook daarbij blijkt het oranjetipje een ware meester in camouflage. De poppen, meestal vastgebonden op dode stengels en takken, lijken sprekend op een stekel of doorn. De takken en ruigtekruiden waarop de poppen vastgekleefd zitten, zijn daarom enorm belangrijk voor het oranjetipje.

De beste gebieden voor het oranjetipje zijn dan ook nog altijd vochtige, niet bemeste graslanden met struikachtige vegetatie aan de randen. Die hebben we niet zo veel meer en dat is gelijk de reden dat je tegenwoordig meer pinksterbloemen ziet dan oranjetipjes. De vlinders kruipen in het voorjaar uit de pop, vrijwel gelijktijdig met het verschijnen van de eerste pinksterbloemen.

Pinksterbloemen zijn eenvoudig in uw tuin te handhaven. Vochtige, voedselarme plaatsen, als het kan met wat overhangende struiken. Bijvoorbeeld in de buurt van een vijver of zo. Het is een leuke plant die u best een keer mag verwerken in een voorjaarssalade, in plaats van tuinkers. Let wel even op of er geen rupsen op zitten. En vindt u die, zet ze dan met zorg terug op een andere plant. Het oranjetipje is u dankbaar!

PZC 25-04-09

Een fazant; dat is schrikken!

Dat is schrikken! U heeft het vast wel eens meegemaakt: u loopt ergens en opeens vliegt er vlak voor uw neus, met veel kabaal en geflap, een grote vogel op. U schrikt u een hoedje, net als de fazant, want dat is het bijna altijd.fazant

Fazanten, vooral de vrouwtjes, vertrouwen volledig op hun schutkleur en drukken zich bij onraad tegen de grond. Pas als u er bijna bovenop staat, vliegen ze verschrikt op. Als u bekomen bent van de schrik kunt u uw wandeling weer vervolgen.

De fazant is een niet-inheemse vogel. Dat wil zeggen dat hij van nature niet in Nederland voorkomt. Ooit, lang geleden, zijn fazanten in ons land uitgezet ten behoeve van de jacht. Een deel heeft zich weten te handhaven waardoor de fazant nu een van de algemenere broedvogels van ons land is.

Hoeveel fazanten er precies in Nederland zitten is lastig te zeggen omdat niet alle fazanten aan SOVON worden doorgegeven. De laatste telling dateert van 2000; naar schatting zaten er toen 50.000 tot 60.000 exemplaren in ons land.

U bent gewaarschuwd als u weer op pad gaat de komende dagen

SOVON 24 april 2009

dinsdag 21 april 2009

Vogels die hun naam verklappen

Niks is zo leuk als een natuurexcursie met jonge kinderen. Ze hebben een open oog en oor en verwonderen zich op een manier die de meeste volwassenen niet meer in zich hebben. Samen luisteren naar vogels is één van de grootste genoegens. Veel soorten roepen hun eigen naam! TjiftjafVlasrootA090408

Wat denk je dat er eerst gebeurde: dat de vogel de naam tjiftjaf kreeg, of dat hij zijn eigen naam ging roepen? Aandachtig luisterende kinderen hebben net het melodietje van de tjiftjaf gehoord en met enthousiasme het duidelijk hoorbare, steeds herhaalde tjif-tjaf herkend.

En ze tuinen er steeds weer in: "Eerst heette de vogel tjiftjaf en toen ging hij zijn eigen naam zingen", merkt één van de kinderen op.

Eigenlijk is het een beetje flauw om de vraag te stellen,want je weet bij voorbaat dat zes- en zevenjarigen bijna altijd het foute antwoord geven. Maar het is een prima manier om kinderen te leren luisteren naar vogelgeluiden. En het arsenaal soorten waarvan de naam op klanknabootsing gebaseerd is, is niet snel uitgeput.

Momenteel is ook het meest roemruchte voorbeeld, de koekoek, weer volop te horen. Koekoeken die de winter in Afrika hebben doorgebracht, arriveren net voor half april weer in onze contreien en laten zich in de eerste maand na terugkomst het meeste horen.

De voorbeelden van de koekoek en de tjiftjaf zijn overbekend, 3935_Kopia-Kopia-7043 maar dat ook kraai, kauw en wielewaal een naam hebben die hun geluid weergeeft, is minder bekend. Toch zijn ook die vogels moeiteloos te 'verstaan' voor wie het eenmaal weet.

In de huidige tijd is het een koud kunstje om van een cd of een mp3-tje een vogelgeluid af te spelen en op die manier de vogelgeluiden te leren. Maar daarmee mis je het feest der herkenning van iemand die ontdekt dat het eindeloze geneuzel in de boomtoppen zich moeiteloos laat vertalen in tjif-tjaf-tjif-tjaf. Of de kievit, de grutto en de tureluur die in het weiland allemaal redelijk duidelijk hun naam ten gehore brengen. Als je uit boeken weet dat deze vogels het geluid maken waaraan ze hun naam ontlenen, moet je dat nog daadwerkelijk leren herkennen. Dat is een spannende ontdekkingstocht. En steeds weer blijkt dat er interpretatieverschil mogelijk is. De wielewaal zingt volgens een oud liedje niet wielewaal, maar dudeljoo-o en ook zijn wetenschappelijke naam oriolus is gebaseerd op klanknabootsing. En met een klein beetje fantasie kun je alle drie die namen wel uit de roep verstaan. Zoals je het geluid van de tjiftjaf met evenveel recht kunt omzetten in het zilp-zalp dat onze oosterburen menen te horen of het engelse chiff-chaff.

Ook in wetenschappelijke namen is klanknabootsing wijdverbreid. Crec crex voor de kwartelkoning, Grus grus voor de kraanvogel en Lululea voor de boomleeuwerik zijn heel rake typeringen van het geluid. Het meest frappante voorbeeld betreft de Turkse tortel, die met zijn wetenschappelijke naam Streptophelia deca-octo genoemd wordt. Decaocto (Grieks voor achttien) is heel duidelijk te verstaan voor wie goed naar ons algemeenste stadsduifje luistert. Het ritme klinkt ongeveer als deca-òòòòòcto, deca-òòòòcto.

Voorbeelden te over hoe belangrijk het soorteigen geluid van allerlei vogels geweest is voor de naamgeving. En die naamgeving, het 'be-noemen' van al wat leeft en groeit vormt de basis voor natuurstudie en natuurbeleving. De tjiftjaf zingt duidelijk 'tjif-tjaf', vinden wij. In Duitsland horen ze 'zilp-zalp' en in Engeland 'chiff-chaff'. foto Chiel Jacobusse

PZC buitengebied 21 april 2009

zaterdag 18 april 2009

Twitter natuurgids korte berichten




    follow me on Twitter


    Eendenkooi

    Vandaag vanuit Drimmelen met de boot van Jan Reuser naar  de Hofmansplaat in de Biesbosch geweest om foto`s te maken van de eendenkooi.

    van Jan Reuser is een eendenkooi met vier vangpijpen van het Betuwse type. Er worden commercieel geen eenden meer gevangen, maar omdat de kooi nog in goede staat wordt gehouden kunt u het oude ambacht van eendenkooiker nog in al zijn elementen bekijken.

    Nederland koploper met lymeziekte

    In Nederland krijgen relatief veel meer mensen lymeziekte dan in de ons omringende landen.

    Teek De ziekte van Lyme wordt veroorzaakt door een bacterie die wordt overgedragen via een beet van een besmette teek.

    ,,Wij zitten op hetzelfde niveau als landen in Oost-Europa,’’ zegt Fedor Gassner, onderzoeker aan Wageningen Universiteit. ,,Daarmee behoort Nederland tot de top in Europa. Het aantal besmettingen is enorm toegenomen de afgelopen jaren. De oorzaak hiervan is onbekend.’’

    In de jaren ’80 werd voor het eerst een geval van de lymeziekte in Nederland geconstateerd. In 1994 kregen 6000 mensen de ziekte, blijkt uit cijfers van het RIVM. Zeven jaar later waren deze aantallen meer dan verdubbeld en in 2005 kregen 17.000 mensen lymeziekte.

    Lymeziekte is een gevaarlijke infectieziekte die inwerkt op het zenuwstelsel en de gewrichten. Hierdoor kunnen verlammingsverschijnselen, krachtverlies, pijn en verkramping in spieren en gewrichten optreden. Mensen kunnen worden besmet met die bacterie door de beet van een besmette teek.
    Dit jaar voeren Wageningen Universiteit en het RIVM opnieuw onderzoek uit naar het aantal besmettingen, dat naar verwachting nog altijd stijgt. De resultaten worden volgend jaar bekend.

    Bron AD

    woensdag 15 april 2009

    Mannetjesmieren overbodig voor voortplanting

    mier

    Een mierensoort die in de Amazone leeft, heeft voor de voortplanting geen mannetjes meer nodig. De soort reproduceert zich doordat de koningin zichzelf kloont en genetisch identieke dochters op de wereld zet. Dat ontdekten Amerikaanse onderzoekers, die hun onderzoek woensdag publiceerden in een wetenschappelijk tijdschrift. 

    Deze mierensoort is volgens de wetenschappers van de Universiteit van Arizona de eerste soort die zich voortplant zonder seks. Het voortplantingsorgaan van de mieren is door de jaren heen onbruikbaar geworden. Alle mieren hebben hetzelfde DNA.

    De onderzoekers weten niet waarom en wanneer deze vorm van voortplanting bij deze mieren is ontstaan. Wel weten ze dat het ,,buitengewoon zeldzaam is voor mieren''.

    IJsvogel

    ijsvogel11

    Yes, vanmorgen kwam ik bij toeval een ijsvogel  tegen op weg naar mijn werk, in de polder van Raamsdonksveer bij de rivier De Donge. 

    Toen ik mijn fototoestel net klaar had om te fotograferen, vloog hij weg. Jammer volgende keer beter.

    dinsdag 14 april 2009

    Vleermuizen: nachtelijke meester vliegers

    Heeft u wel eens op een mooie zomeravond een vliegend dier rond uw huis, bij een lantaarnpaalvleermuis%201 of in een park achter insecten aan zien gaan, en weet u zeker dat het geen vogel was? 

    Dan heeft u naar alle waarschijnlijkheid een vleermuis gezien! Vleermuizen zijn vliegende zoogdieren die 's nachts actief zijn; rond de schemering vliegen ze uit om insecten te gaan vangen. Ze worden vaak over het hoofd gezien, maar als u eenmaal weet waar u moet kijken en waar u op moet letten, kunt u op veel plaatsen vleermuizen ontdekken, ook vlakbij of misschien wel in uw huis! De laatvlieger, één van de grootste soorten.

    Vleermuizen zijn de enige zoogdieren die echt kunnen vliegen. Ze kunnen dat dankzij een vlieghuid tussen de voorpoten (met sterk verlengde vingers) en de romp, en tussen de achterpoten en de staart. vleermuis%203 Deze vlieghuid bestaat niet zoals bij vogels uit dood materiaal (veren), maar uit levend weefsel. Het voordeel hiervan is, dat de vlieghuid bij verwonding snel kan genezen. Door hun speciale bouw kunnen vleermuizen niet graven en zijn ze op boomholten, gebouwen, grotten e.d. aangewezen. Doordat ze een gemakkelijk beweegbaar skelet hebben, kunnen ze door zeer nauwe kieren (tot 1 cm) kruipen

    maandag 13 april 2009

    Zwerftocht in de Biesbosch 13-04-09

    Zwerftocht door het NP de Biesbosch

    Vandaag 2 de paasdag als Biesbosch gids van StaatsbosbehIMG_0005 (Large)eer heb  ik een zwerftocht door het NP de Biesbosch gegeven.

    De aanIMG_0006 (Large)melding was boven verwachting ruim 100 personen hebben zich opgegeven om met de natuurgids van Staatsbosbeheer door de Biesbosch te wandelen.

    Het weer was stralend onderweg vertelIMG_0014 (Large)de ik ook verhalen over de roemruchte historie van Nationaal Park De Biesbosch. Hierbij hebben we gevaren en gewandeld over de  grienden. Tijdens de wandeling hebben we een bezoek gebracht aan de laatste eendenkooi op de Hofmansplaat waar u een kijkje achter de schermen neemt en u gaat even terug in de tijd.

    IMG_0022 (Large)IMG_0010 (Small) IMG_0015 (Large)

    zondag 12 april 2009

    Het ongerepte natuurgebied De worp

    Vandaag op IMG_0034 (Medium)pad gegaan naar het ongerepte natuurgebied De worp. In de schaduw van de Biesbosch ligt het kleine  natuurgebied De worp, een natuurgebied waar u kunt komen zonder dat u eerst moet varen. U kunt zo vanuit Drimmelen naar dit natuurgebied toe lopen. IMG_0045 (Medium)

    De naam de worp dank dit gebied overigens aan de meest voorkomende handelingen van de vroegere Drimmelse  bevolking: het werpen van visnetten.

    In de veengronden van De worp werd vroeger wel turf gestoken, maar daarna heeft de natuur de vrije hand gehad. Zo onIMG_0058 (Medium)tstond in de loop der jaren een spookachtig broekbos. Hierin groeien niet alleen allerlei boomsoorten, maar ook bijzondere planten als de  gele lis, pluimzegge en moerasmelkdistel. Het is ook een ideale plek vIMG_0026 (Medium)oor vogels om hun eieren te verstoppen.

    Een wandeling door het plaatsje Drimmelen zelf is ook schitterend. De mooie gracht met mooi opgeknapte huizen uit de 19e eeuw. Elke bewoner heeft iets moois gemaakt van zijn of haar huis en tuin.

    zaterdag 11 april 2009

    Beverpad

    VandaIMG_0051 (Medium)ag heb ik een flinke wandeling gemaakt via Drimmelen het Beverpad afgelopen tussen de schapen naar Lage Zwaluwe. Het is een geasfalteerd fietspad van drie meter breed en bijna 7  kilometer lang op de kruin van de dijk tussen Drimmelen en Lage Zwaluwe. Het waterschap is eigenaar van de dijk.

    Vanaf het pad heeft de fietser of wandelaar een mooiIMG_0039 (Medium) beeld van  het buitengebied van Drimmelen, met aan de ene kant het water van de Biesbosch met zijn grienden die kaal zijn of enorme uitlopers hebben. Daartussen bevinden zich ruigte en struiken en hier en daar een opgaande boom. Het is een stukje natuur dat is ontstaan door menselijke activiteiten.

    Voor veel vogels een aantrekkelijk territorium. Zo huizen er dus om beurten uiteenlopende soorten als wilde eend, fazant,  braamsluiper, matkop, tuinfluiter, merel, tjiftjaf, pimpelmees, Vlaamse gaai, zomertortel en wielewaal.  IMG_0045 (Medium)

    En aan de andere kant het mooie polderlandschap bij het Gat van den Ham. Het fraaie landschap laat nog sporen zien van vroegere dijkdoorbraken. Erg indrukwekkend!

    zondag 5 april 2009

    Eén op de vijf teken blijkt besmet

    Het percentage teken dat is besmet met de Borrelia-bacterie is in de tweede helft van 2008 in Nederland uitgekomen op ruim 19 procent. In 2007 was de besmettingsgraad 10 procent; in 2006 24 procent. Besmette teken kunnen de ziekte van Lyme veroorzaken. teek2

    De meeste tekenbeten vinden in het weekeinde plaats, met name op zondagen, wanneer meer mensen de natuur intrekken of in de tuin zijn. De temperatuur blijkt van grote invloed op het aantal tekenbeten. De lage temperaturen in het eerste kwartaal van 2009 leidden tot dertig procent minder tekenbeten dan vorig jaar. Dat blijkt uit nieuwe cijfers die onderzoekers van Wageningen Universiteit vandaag in de Week van de Teek bekendmaken.


    Terwijl het gemiddelde besmettingspercentage van de in het onderzoek aangetroffen teken 19 procent (in de 2e helft 2008) bedraagt, blijkt het infectiepercentage sterk te variëren tussen de onderzochte maanden en locaties. Opmerkelijk is dat in 2007 en 2008 het percentage Borrelia-infecties van teken in het najaar ongeveer twee maal hoger was dan in de eerste helft van het jaar. Zo was de besmettingsgraad in de eerste helft van 2007 en 2008 respectievelijk 5,1 en 8,9 procent tegen 9,9 en 19,4 procent in de tweede jaarhelft.


    Uit de maandelijkse tekenvangsten sinds juli 2006 blijkt dat de omvang van de actieve tekenpopulatie een sterk seizoensgebonden verloop vertoont. In de hele periode juli 2006 tot en met december 2008 zijn alleen in het begin van januari 2008 geen teken gevonden. Dit kwam door de paar koude weken die eraan vooraf gingen. Gedurende de zeer zachte winter 2006/2007 zijn in elke maand teken aangetroffen.


    Opvallend is ook dat het gemiddeld aantal teken per locatie daalt van 27 in het laatste half jaar van 2006 tot zo'n 13 in het laatste half jaar van 2008. Het is nog onduidelijk waar de afname door wordt veroorzaakt.

    zaterdag 4 april 2009

    Vogeltelling MUS

    Voor het derde jaar doe ik mee met het Meetnet Urbane Soorten (MUS). Het stadsvogelmeetnet van SOVON. Vandaag de eerste telling in het postcode gebied 4931 Geertruidenberg en een deel van het aangrenzende buitengebied waarin ik telling voor dit meetnet uitvoerde. Roodbrst

    Via de aanmeldpagina’s van SOVON kun je zien in welke postcodegebieden wel en nog niet geteld wordt. Het is een laagdrempelig project wat weinig tijd kost en geschikt is voor zowel ervaren als minder ervaren vogelaars. Slechts drie tellingen dient de teller uit te voeren. Twee keer direct na zonsopgang. Een in april en een tussen half mei en half juni en een avondtelling tussen half juni en half juli.

    Top 10 Geertruidenberg

    1. Koolmees 6. Pimpelmees
    2. Merel 7. Houtduif
    3. Huismus 8.  Vink
    4 .Spreeuw 9. Groenling
    5. Kauw 10. Tjiftjaf