zaterdag 25 april 2009

Paardenbloem is niet gewoon

April is de paardenbloemenmaand. Weliswaar bloeit de paardenbloem het hele jaar door, maar de plant zorgt toch voor een duidelijke piek in de tweede helft van april en begin mei.

paardebloem3 Sommige gazons, bermen en weilanden krijgen nu een gele gloed en over twee weken mag de wind miljoenen parachuut­jes meenemen. Voordat de grassen hoog opschieten en alles is ingeklemd tussen lange grashalmen, willen de paardenbloemen hun pluiszaden kwijt zijn.

Paardenbloemen zijn zo algemeen en veel graslandjes zijn zo rijk versierd met gele bloemen, dat bijna niemand ernaar omkijkt. In tuinen is de paardenbloem doorgaans een ongewenste indringer. De meeste gazonbezitters zijn de plant liever kwijt dan rijk en zij nemen regelmatig een schop ter hand om de bladrozetten en de bijbehorende lange penwortels uit te steken.

Alleen bij kinderen is de paardenbloem aardig populair. Zij gebruiken de lange bloemstelen om er kettingen en kransen mee te vlechten. De doorgesneden bloemstelen kunnen mooi omkrullen en de zaden met de witte parachuutjes zijn natuurlijk ideaal speelgoed.

Een enkeling verwerkt vers paardenbloemblad tot een vitaminerijke salade en konijnenhouders plegen geregeld 'platters' te oogsten voor hun veestapel, maar verder kan de plant zich niet verheugen in veel belangstelling van menselijke zijde. En dat is jammer. Want het wereldje van de paardenbloemen vertoont een ongekende soortenrijkdom, een bijzondere manier van voortplanting en een buitengewoon succesvolle zaadverspreiding. De nandoe, het Zuid-Amerikaanse zusje van de struisvogel, kan ervan meepraten.

Paardenbloem vormt pappus ofwel vruchtpluis
paardenbloem1 Het aantal paardenbloembloemen wordt grandioos onderschat. Wat een kind één paardenbloem noemt, is in werkelijkheid een bloemhoofdje met tientallen en vaak zelfs honderden bloemen. Ieder geel lintje is in werkelijkheid een complete bloem, met stamper, meeldraden en vruchtbeginsel. De paardenbloem hoort net als het madeliefje, de zonnebloem en allerlei distels bij de composieten ofwel samengesteldbloemigen. Die hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat er een heleboel bloemen op één bloembodem staan. Het geheel heet dan een bloemhoofdje.

Hoe een paardenbloem precies in elkaar zit, is goed te zien als je een bloemhoofdje doormidden snijdt en vervolgens onder de loep legt. In dat geval kun je de afzonderlijke bloemen bewonderen. Ieder bloemetje bestaat uit vijf vergroeide kroonbladeren, die onderaan een wittige buis vormen. Dit buisje loopt uit in een goudgeel lint met vijf kleine spitsen, die nog verraden dat de bloem is opgebouwd uit vijf kroonblaadjes.

Aan de voet van het witte buisje zit een krans van witte haren. Biologen noemen dat de 'pappus' ofwel het vruchtpluis. De haarkrans zal later uitgroeien tot de witte parachute, die met hulp van de wind zorgdraagt voor de zaadverspreiding.

Paardenbloemen bewegen elke dag en kunnen klonen
Paardenbloemen kunnen bewegen. De bloemhoofdjes gaan elke dag open en dicht om het stuifmeel te beschermen en kiemkrachtig te houden. Bij helder, zonnig weer gaan de bloemen ongeveer tweeënhalf uur na zonsopgang langzaam open en elf uur later sluiten ze weer. Bij somber, bewolkt weer blijven de paardenbloemen gewoon dicht. Als het koud is of vochtig (door dauw of regen), schijnt de kwaliteit van het stuifmeel snel te verslechteren. In gesloten bloemhoofdjes blijven de pollenkorrels langer kiemkrachtig.

Alle uitgebloeide bloemhoofdjes maken eveneens een bijzondere beweging. Zodra de laatste bloemen van een hoofdje zijn uitgebloeid, buigt de hoofdjessteel naar beneden. Dat komt doordat het onderste stukje van de steel aan de ene kant sneller groeit dan de andere. De kromming gaat door totdat de steel keurig horizontaal ligt en het hoofdje met de rijpende vruchtjes tegen de bodem is aangedrukt. Op deze manier is de ontwikkelende pluisbol goed beschermd tegen vraat door grote grazers en bovendien tegen onze maaimachines...

Pas als de vruchtjes rijp zijn, kromt de steel zich terug en dan staat het bloemhoofdje spoedig overeind. Ondertussen is de steel veel langer geworden, zodat de witte pluisbol duidelijk boven de omringende vegetatie uitsteekt. Dat vergroot de kans dat de wind de rijpe zaden een heel eind meevoert.

Het merkwaardige van onze paardenbloemen is dat ze niet alleen zelfbestuiving vrij effectief verhinderen, maar dat zelfs kruisbestuiving doorgaans weinig effect sorteert. Bij paardenbloemen in Noord-Europa is de geslachtelijke voortplantingswijze eerder uitzondering dan regel. In Zuid-Europa is de situatie anders, maar in onze streken kunnen paardenbloemen vruchten vormen, terwijl er geen bevruchting heeft plaatsgehad. Daarbij wordt het complete pakket erfelijke eigenschappen dus ongewijzigd doorgegeven.

Bij zo'n ongeslachtelijke voortplanting erven de kinderen alleen in de vrouwelijke lijn. De nakomelingen hebben geen vader en zijn dus een complete kloon van hun moeder. Dat betekent dat het stuifmeel weinig nut heeft voor de plant. Sommige paardenbloemen vormen dan ook helemaal geen stuifmeel en bij veel planten is het slecht ontwikkeld.

De bloemen scheiden wel nectar af en de nectarsnoepers zorgen ook wel voor kruisbestuiving, maar in de regel sorteert dat geen enkel effect. Slechts bij hoge uitzondering krijg je in de stamper de normale delingsprocessen, zodat de eicel wel bevrucht kan worden. Als juist die stamper wordt bestoven met goed stuifmeel, kan dat een kiemkrachtig nootje opleveren. Als dat vruchtje op een goed plekje terechtkomt en tot een volwassen plant uitgroeit, zal hij de eigenschappen van de vader- en van de moederplant combineren. Maar vervolgens gaat die nieuwe plant zich ook weer ongeslachtelijk voortplanten en zo vormt hij het begin van een nieuwe kloon.

Kenners onderscheiden duizenden microsoorten
Dankzij deze merkwaardige voortplantingswijze biedt het paardenbloemenwereldje een ongekende variatie. Er zijn een heleboel verschillende variëteiten, die onderling niet kruisen en die dus volgens de regels van de plantensystematiek eigenlijk verschillende soorten moeten worden genoemd. De meeste flora's omzeilen deze moeilijkheid, maar de echte kenners onderscheiden wereldwijd duizenden microsoorten, waarvan er in ons land honderden te vinden zijn.

Paardenbloemen vormen vaak een goede graadmeter voor het beheer van natuurgebieden. Als sommige microsoorten verdwijnen en andere verschijnen, is er kennelijk iets veranderd in de waterhuishouding of in andere milieuomstandigheden. Want de verschillende microsoorten hebben voorkeuren voor verschillende standplaatsen. De een voelt zich meer thuis in een goedbemest weiland, de ander in een voedselarme berm. De een kan zich handhaven op een kurkdroge standplaats, de ander kan uitsluitend op vochtige stekjes uit de voeten.

De gewone paardenbloem met zijn goudgele bloemen domineert paardebloemen in onze bemeste cultuurgraslanden. Maar er zijn ook schraalland- en moeraspaardenbloemen die juist op de grens van nat en droog balanceren. Op droge zandgronden overheersen de oranjegele paardenbloem en de zandpaardenbloem. De laatste term is een verzamelnaam voor microsoorten met vrij kleine bloemhoofdjes en tengere bladeren. Het gaat om armetierige plantjes die heel anders ogen dan de forse rozetten in onze gazons.

Op het eerste gezicht lijkt de paardenbloem een algemene plant die overal ter wereld voorkomt. Maar als je let op de duizenden microsoorten, dan komen de kaarten totaal anders te liggen. Van een stuk of tien microsoorten bevindt de gehele wereldpopulatie zich binnen onze landsgrenzen. Met name door de toegenomen bemesting van graslanden en de verdroging van natuurgebieden zijn veel variëteiten zeldzaam geworden. Vooral de soorten van voedselarme graslanden zijn alleen nog maar in natuurgebieden te vinden. Sommige soorten worden ernstig bedreigd en enkele zijn al wereldwijd uitgestorven.

Wereldwijde transporten in kaart gebracht
Omdat de kenners een groot deel van de microsoorten vrij gemakkelijk uit elkaar kunnen houden, is er ook veel onderzoek gedaan naar de zaadverspreiding van paardenbloemen. Als een plantje in Finland als twee druppels water lijkt op een plant uit Duitsland, dan moet er dus ooit een zaadje van de ene plek naar de andere zijn getransporteerd.

De Finse botanicus Railonsala vond rond Finse havens honderd microsoorten van de paardenbloem, die hij niet kende uit de rest van zijn vaderland. Een paar plantjes lijken sprekend op soorten die wel in Zuid-Duitsland voorkomen. Waarschijnlijk zijn de desbetreffende vruchtjes in de bezettingsjaren 1941-1944 door Duitse soldaten geïntroduceerd.

De Europese paardenbloem is waarschijnlijk in 1620 door de Pilgrimfathers naar Noord-Amerika gebracht, omdat men deze plant als groente kende. Verder is onze gewone paardenbloem met een lading graszaad naar Zuid-Amerika vervoerd. Deze plant is nu zeer algemeen op de pampa's en vormt het lievelingsgerecht van de nandoe

bron nd.nl 11-04-2009